Bijna elke dag werk ik wel met deeg: van luchtig bladerdeeg voor appelflappen tot zout korstdeeg voor een hartige quiche. Maar welke soorten deeg zijn er nu zoal?
Alles over verschillende soorten deeg
Korstdeeg
Korstdeeg wordt ook wel harde wener genoemd. Dit type wordt gebruikt om een stevige korst te maken, waar vaak zachtere vulling in gaat. Er bestaat zoet en zout korstdeeg; de eerste zie je bijvoorbeeld bij appeltaart, de tweede vaak bij een hartige quiche.
Korstdeeg bestaat uit bloem, boter en eieren met suiker en wat zout, (of zonder suiker als het om een hartig deeg gaat). Soms wordt er ook wat bakpoeder toegevoegd.
Het kan vervolgens eventueel blind gebakken worden: ‘voorgebakken’ met iets zwaars erop, zoals bakbonen, om te zorgen dat de bodem alvast gaart, maar niet rijst.
Dit type deeg wordt ook wel eens 1-2-3 deeg genoemd (of zoals Robèrt van Beckhoven zegt: “1, 2, 3 en een eitje.”. Dit komt omdat de hoofdingrediënten (bloem, boter, suiker) in een verhouding tot elkaar staan in 3:2:1.
Zanddeeg
Zandtaartdeeg of zanddeeg, een van de populairste soorten deeg, bevat meestal geen eieren en bakt mooi kruimelig. Je kunt het voor vele doeleinden gebruiken: van een klassieke taartbodem tot kleine tartelettes of de bekende zandkoekjes. In Frankrijk wordt vaak ook amandelmeel gebruikt in plaats van alleen gewone bloem.
Biscuitdeeg
De basis van veel taarten is biscuitdeeg. Hiervoor worden eieren au-bain marie geklopt met suiker, en vervolgens gemengd met bloem. Dit geeft een heel luchtig en mals deeg, perfect voor bijvoorbeeld een slagroomtaart.
Bladerdeeg
Bladerdeeg, of feuilletédeeg, is een van die soorten deeg die extreem veel boter bevat. Dit wordt in lagen in het deeg gevouwen, waardoor de prachtige luchtige en brosse laagjes ontstaan in de oven. Bekend van appelflappen, kaasstengels, croissants en zoveel meer.
Natuurlijk zijn er nog talloze andere soorten deeg: briochedeeg, filodeeg, brooddeeg, pastadeeg…