A: ‘Goedemorgen lieverd, zit je alweer in de auto?’
M: ‘Nee, ik sta op het punt om onder de douche te springen. Maar alsjeblieft, ga niet weer zingen.’
A: ‘Niet zingen: ‘Vogeltje wat zing je vroeg…?’
M: ‘Nee, dat trek ik echt niet meer. Ik heb nou al een week lang je schorre gekraai aangehoord, dat is nu wel genoeg. Ik wil een beetje relaxed op kunnen starten.’
A: ‘Oh, ok, lieverd. Geen gekraai meer. Wist jij trouwens dat kraaien super intelligent zijn.’
M: ‘Hou alsjeblieft op over kraaien. Oma zei altijd als ze een kraai zag; ‘Kijk daar gaat er één dood binnenkort.’ Dus ander onderwerp graag.’
A: ‘Nee, want dan doe je de kraai tekort. Ik geef toe ze hebben een slechte naam doordat mensen ze met de dood associeerden. Jouw oma zei altijd dat, dat kwam omdat ze eruit zagen als doodgravers, zo in hun zwarte pak.’
M: ‘Hmm, lekker onderwerp zo op de vroege ochtend. Kunnen we het ergens anders over hebben.’
A: ‘Ja, nee, wacht even. Wist je dat de intelligentie van de kraai ongeveer gelijk is aan dat van een kind van zeven jaar? En dat de kraai gezichten van mensen kan herkennen? Als een mens een kraai kwaad heeft gedaan en andere kraaien hebben dat gezien, mijden ze die persoon. En soms vallen ze aan.’
M: ‘En terecht.’
A: ‘Ze bezoeken ook de plek waar soortgenoten zijn gestorven. Eerst dacht men dat dat was om te rouwen. Maar nu denken ze dat ze de plaats delict bestuderen. Zo ontdekken ze wat hun soortgenoot heeft gedood. Dan kunnen ze dat in de toekomst vermijden.’
M: ‘Je laat het klinken als een aflevering van Crime Scene Investigation.’
A: ‘Ja, inderdaad. En ik zal het je nog sterker vertellen. Als het een roofdier is geweest, spant de groep samen om dat dier te achtervolgen. Kun je allemaal lezen op www.natuurpunt.be. Om maar aan te geven hoe slim de kraai is.’
M: ‘Helder. Ander onderwerp nu?’
A: Nee. Weet je dat ik ooit tijdens het lopen van een halve marathon terecht ben gekomen op een weg die bezaaid was met kraaien? Maar echt, die weg zag helemaal zwart. Wel tweehonderd meter lang. Maar ik moest er doorheen om bij mijn bestemming te komen.’
M: ‘En toen?’
A: ‘Ik ben heel langzaam en voorzichtig tussen ze door geslalomd. Ze gingen ook niet zomaar opzij. Bleven gewoon staan. Ik vond het doodeng. Ze zijn echt behoorlijk groot van dichtbij. Ik wilde altijd een keer terug naar die plek om te zien of ze daar weer bijeen waren. Misschien moet ik dat toch nog eens doen.’’
M: ‘Nou, met wat je nu weet zou ik niet zomaar teruggaan.’
A: ‘Met wat ik nu weet?’
M: ‘Dat ze zo’n goed geheugen hebben. Als je er per ongeluk eentje een duwtje hebt gegeven, heb je kans dat de hele groep alsnog verhaal komt halen.’
A: ‘Ach welnee, weet je wel hoelang het geleden is dat ik nog in staat was een halve marathon te lopen? Die kraaien leven al lang niet meer.’
M: ‘Nou, wat ik lees. Leren ze elkaar het gevaar herkennen. Vast ook hun jongen. Dus ik zou maar voorzichtig zijn. Straks heb je een zwerm kraaien achter je aan.’
A: ‘Nu je het daar over hebt, wist je dat ik in diezelfde buurt ook een keer ben aangevallen door een vogel? Ik kwam waarschijnlijk in zijn broedgebied en…’
M: ‘Mam, nee alsjeblieft niet weer een vogel-verhaal. Ga lekker koffie maken voor jezelf. Maak een ontbijtje.’
A: ‘Koffie, ja dat is een goed idee. Ik heb nog geen koffie gehad.’
M: ‘Ja, gun jezelf even een lekkere cappuccino met een flinke, fluffy melkkraag.’
A: ‘Ja, melkkraag, ja. …weet je dat er ook vogel vriendelijke zuivel bestaat?’
M: ‘Ja, ok, mam. Voor mij even genoeg vogels voor vandaag. Ik vlieg even snel onder de douche.’
A: ‘Ja, ok. Oh, je vliegt?… wist je dat?’
M: ‘Ja, dag mam!’