M: ‘Mam, het is nu wetenschappelijk bewezen. Vakantie is goed voor je!’
A: ‘Voor jou misschien, maar niet voor mij.’
M: ‘Ook voor jou. Voor iedereen, want vakanties verminderen stress. En het zorgt ervoor dat je minder uitgeput raakt.’
A: ‘Ik zou niet weten hoe.’
M: ‘Omdat je meer slaapt en meer beweegt.’
A: ‘Daar hoef ik niet voor op vakantie. Dat kan ik thuis ook.’
M: ‘Precies. En dat wijst het onderzoek ook uit. Het maakt niet uit of je weg gaat of thuis blijft, als je maar uit tuned van je werk. Maar omdat jij altijd thuis werkt, moet jij er wel op uit. Dus…’
A: ‘Wat dus? Ik houd niet van op vakantie gaan, dat weet je.’
M: ‘Je kan als goede voornemen voor dit jaar toch wel als doel stellen dat je een keer gaat? Om te proberen?’
A: ‘Mil, ik doe niet aan vakanties en ik doe ook niet aan goede voornemens. Ik ben happy zo.’
M: ‘Maar wie houdt er nou niet van vakantie?’
A: ‘Ik niet. Ik krijg al jeuk als ik denk aan dat gedoe op zo’n vliegveld.’
M: ‘Het vliegveld is je favoriete wandelplek, dus die jeuk zal wel meevallen.’
A: ‘Je hebt gelijk. Ik zeg het verkeerd. Ik krijg al jeuk als ik denk aan dat gedoe op zo’n buitenlands vliegveld.’
M: ‘Mam, waar is je avonturiersgeest gebleven?’
A: ‘Die is al lang geleden zonder mij op avontuur gegaan.’
M: ‘Zo saai ben je.’
A: ‘Ja, laat mij maar lekker saai zijn. Belde je daarvoor? Om me in een of ander vliegtuig te krijgen?’
M: ‘Nee. Ik belde eigenlijk om te zeggen dat blijkt dat ik toch gelijk had.’
A: ‘Dat jij gelijk had? Mil, jij hebt toch altijd gelijk? En als je het niet hebt, geef ik het je wel.’
M: ‘Om van mijn gezeur af te zijn.’
A: ‘Ja, zie je, daar heb je weer gelijk in.’
M: ‘Heel leuk, mama. Maar laat me even mijn punt maken.’
A: ‘Nou vooruit, ga je gang. Maak je punt.’
M: ‘Daar komt ie… Het blijkt dat het toch belangrijk is om goed en voedzaam te ontbijten.’
A: ‘Joh… het is toch wat…’
M: ‘Niet zo cynisch, moeders. Een goed en voedzaam ontbijt helpt bij gezonder ouder worden. Het verlaagt het risico op chronische ziekten. En dat verbetert je kwaliteit van leven.’
A: ‘Mijn kwaliteit van leven is zonder ontbijt ook toppie.’
M: ‘Ik zou er toch maar aan geloven. Neem nou maar als goede voornemen dat je elke dag ontbijt.’
A: ‘Als goede voornemen? Mil, lieverd… mag ik je wat vragen? Heb jij goede voornemens?’
M: ‘Nee, niet echt… of misschien toch een paar…’
A: ‘Dan heb ik er nog eentje voor je: Laat je moeder lekker haar eigen ding doen.’
M: ‘Oké, oké! Ik laat jou lekker je eigen ding doen.
A: ‘Dank je.’
M: ‘Maar… Waar ga je dat doen dan?’
A: ‘Wat?’
M: ‘Nou, je eigen ding. Waar ga je dat doen dan?’
A: ‘Waar?’
M: ‘Ja, waar? In een zonnig land, Italië of zo. Of juist in de sneeuw? Misschien Zweden? En met of zonder ontbijt?’
A: ‘Ja, ja. Heel leuk, hoor Mil… ik spreek je morgen wel weer, dag lieverd.’