M: ‘Mam?’
A: ‘Ja, lieverd?’
M: ‘Waarom heb je me eigenlijk geen zusje gegeven?’
A: ‘Goh, waar komt dit nou weer vandaan? ‘Waarom heb ik je eigenlijk geen zusje gegeven?’ Je praat erover alsof ik er zo even eentje bij de supermarkt kon halen.’
M: ‘Ik weet heus wel dat het zo niet werkt, moeders.’
A: ‘Gelukkig. Maar waarom kom je daar dan zo ineens mee?’
M: ‘Nou, dat had ik wel gezellig gevonden. Een zusje. Leuk samen winkelen, samen op vakantie, weekendjes weg en koken. Gewoon gezellig.’
A: ‘Dat weet je helemaal niet. Misschien was het wel een kreng van een zus geweest.’
M: ‘Dat geloof ik niet. Jij en Sonja hebben het toch ook leuk samen.’
A: ‘Ja, zeker.’
M: ‘En jullie kunnen altijd met van alles bij elkaar terecht, toch?’
A: ‘Ja, dat is zo.’
M: ‘Dat had ik ook gewild.’
A: ‘Nou, dan heb je pech. Dat gaat niet meer. Te laat!’
M: ‘Ja, doe er maar makkelijk over.’
A: ‘Ik zou niet durven.’
M: ‘Dat doe je wel maar ik zit er maar mooi mee.’
A: ‘Met wat?’
M: ‘Met dat ik nu geen zusje heb.’
A: ‘Even serieus, zit jij mij nou te stangen, of zo?’
M: ‘Stangen? Klink ik alsof ik je zit te stangen?’
A: ‘Ja!’
M: ‘Nou, dat heb je helemaal goed. Ik zit je te stangen.’
A: ‘En dat op de vroege ochtend. Laat mij met rust zeg.’
M: ‘Ja, zo. Eerst even over dat zusje.’
A: ‘Niks ervan. Ik ga je hangen!’
M: ‘Nee, mam, laat me even uitleggen waarom ik op dat zusje kom.’
A: ‘Pfft! Wat ben jij vermoeiend zeg.’
M: ‘Wacht nou even. Het kwam omdat ik droomde dat ik een zusje had.’
A: ‘Oh. Ja, en? Omdat jij droomt, ga je mij terroriseren?’
M: ‘Valt wel mee toch? Maar goed, nou komt het, als je droomt van het hebben van een zusje, zou het kunnen betekenen dat ik een fase van persoonlijke groei en ontwikkeling in ga.’
A: ‘Wie zegt dat?’
M: ‘Dat las ik in een droomwoorden boek.’
A: ‘Nou, fijn. Of is dat niet fijn?’
M: ‘Groei is altijd goed.’
A: ‘Groei is altijd goed. Helemaal mee eens. Zijn we dan nu klaar met dat zusjes-gedoe ook?’
M: ‘Ja.’
A: ‘Eindelijk.’
M: ‘Maar mam, heb je nou geen spijt dat je maar één kind hebt genomen?’
A: ‘Als jij zo zeurt wel.’
M: ‘Doe nou effe serieus. Heb je geen spijt?’
A: ‘Nee, zeker niet! Ik wilde er geen twee of drie of meer. Jij was heel leuk uitgevallen. En je weet wat je hebt, je weet niet wat je krijgt. Vaak is de ene baby heel makkelijk en de tweede niet. En omgekeerd. Dat hoorde ik zo vaak. Ik dacht dat gaat mij niet gebeuren. Dit is een top-exemplaar, niks meer aan doen.’
M: ‘Voelde jij je ook niet verplicht om een speelkameraadje voor me op de wereld te zetten?’
A: ‘Nee, totaal niet. Nou, zijn we dan nu klaar met dat gejank over een zusje?’
M: ‘Ja.’
A: ‘Gelukkig.’
M: ‘Al was een broertje achteraf gezien ook best leuk geweest.’
A: ‘Gaat ze weer. Spreek je later, lieverd.’