A: ‘Hi Mil.’
M: ‘Hi, mam.’
A: ‘Weet je wat ik net hoorde?’
M: ‘Nee, wat?’
A: ‘Nou, het schijnt dat een paracetamolletje helpt tegen een gebroken hart.’
M: ‘Ja, hoor. Ik geloof er niks van.’
A: ‘Echt waar, het was op Braninwashonline.’
M: ‘Hoe dan?
A: ‘Nou, omdat emotionele en fysieke pijn in je hersenen ongeveer hetzelfde werken, kun je ook tegen emotionele pijn een paracetamolletje nemen.’
M: ‘Niet?!’
A: ‘Ja, echt. Het is zelfs zo dat als je mensen met hevige liefdesverdriet-pijn onder een scanner legt, dat je dan dezelfde hersengebieden ziet oplichten als bij mensen met hevige fysieke pijn.’
M: ‘Hou toch op! Echt? Dus met een paracetamolletje is je liefdesverdriet weg?!’’
A: ‘Niet helemaal. Maar het kan er wel de scherpe randjes vanaf halen. Doordat het op dezelfde pijncentra in je hersenen werkt. Wist je dat liefde zich eigenlijk in je hoofd bevindt en niet in je hart?’
M: ‘Dus als je liefdesverdriet hebt, zit het in je hoofd?’
A: ‘Ja, je hebt eigenlijk een gebroken hoofd en geen gebroken hart. Althans, zo vertellen ze dat.’
M: ‘Ongelofelijk. Nooit geweten.’
A: ‘Interessant, hè?’
M: ‘Ja, waar een paracetamolletje al niet allemaal goed voor is.’
A: ‘Voel jij je inmiddels alweer wat beter?’
M: ‘Niet echt. Ik blijf ziek.’
A: ‘Wanneer ben je er nou eindelijk een keer van af?’
M: ‘Komt goed, mam. Oma zei altijd, ‘Voordat je een jongetje bent, is het wel over.’’
A: ‘Ik hoop het, lieverd.’
M: ‘Maak je nou maar geen zorgen.’
A: ‘Dat is wat moeders doen.’
M: ‘Weet ik.’
A: ‘Dat doe jij ook over jouw kleintjes. En ik ook trouwens.’
M: ‘Ja, wat dat betreft, heb jij een dubbele portie. Kind en kleinkinderen. Maar maak je niet zo druk, mam. Dat heeft geen zin. Alles kost tijd. Ziek zijn ook. Dus komt goed. Laten we het gesprek een beetje luchtig houden.’
A: ‘Ik doe mijn best. Maar je weet toch wat ze zeggen; kleine kinderen, kleine zorgen. Grote kinderen, grote zorgen.’
M: ‘Nou, dan hoef je je om mij dus geen zorgen te maken, ik ben geen kind meer.’
A: ‘Jij blijf altijd mijn kind.’
M: ‘Ik weet het, mam. Maar het komt goed. Ben gewoon een beetje ziek, meer niet. Laat het los.’
A: ‘Ok. Ik probeer het los te laten.’
M: ‘Wat ga je verder doen vandaag?’
A: ‘Wat ik net zei. Het proberen los te laten. Maar nee, het lukt niet. Ik ben pas gerust als jij weer beter bent.’
M: ‘Mam, denk er niet aan.’
A: ‘Ik probeer het. Nee, het gaat niet. Jakkes, ik krijg hoofdpijn van dat wegdrukken van die gedachten.’
M: ‘Nou, dat is toch mooi. Goed gedaan, mam. Neem gauw een paracetamolletje, ben je overal van af.’