M: ‘Hi mam.’
A: Goedemorgen lieverd.’
M: ‘Heb je dat gelezen over die hommels?’
A: ‘Wat? Dat ze wel zeven dagen onder water kunnen blijven leven?’
M: ‘Zeven dagen? Echt waar? Zonder te verdrinken. Hoe dan?
A: ‘Dat weten ze nog niet precies. Maar ze schijnen door een kleine ademspleet in hun huid te ademen. Die opening sluiten ze tijdens hun winterslaap. En dus kennelijk ook als ze onder water terechtkomen, zodat er geen water naar binnen kan. Maar dat bedoelde je dus niet?’
M: ‘Nee, ik bedoelde dat artikel over die legoblokjes. Ze hebben hommels kunnen leren een legoblokje opzij te duwen om iets lekkers te krijgen. Het is toch niet te geloven?’
A: ‘Heel bijzonder. Of nee, hommelzonder.’
M: ‘Huh? Ooh! Mmmh, matig woordgrapje, mam.’
A: ‘Ach ja, het kan niet altijd een tien zijn.’
M: ‘Het is je vergeven.’
A: ‘Nou, gelukkig dan maar. Ik ga even een cappuccino maken.’
M: ‘Lekker. Ik doe mee. Havermelk of gewone melk?’
A: ‘Gewone. Oh nee. Over datum. Nou die kan weg. Misschien heb ik nog een pak havermelk. Nee, ook niet.’
M: ‘Je gaat die melk toch niet gelijk weggooien. Proef even of die nog goed is.’
A: ‘Nee, dat ga ik niet doen.’
M: ‘Misschien is ie nog goed.’
A: ‘Nee, ik ga niet proeven. Kun jij je niet herinneren dat we weken met een vreselijke stank in de auto hebben rondgereden? Ik denk dat jij toen net achttien was.’
M: ‘Ja. Toen er een pak melk in de hitte had liggen gisten en open was gegaan.’
A: ‘De hele auto onder. Niet te harden die lucht.’
M: ‘En we kregen het er niet uit.’
A: ‘Weken lang hebben we met de ramen open gereden.’
M: ‘Dat was echt verschrikkelijk.’
A: ‘Ja, en daarom kan ik geen melk die misschien bedorven is proeven. Als ik er aan denk, ga ik al kokhalzen.’
M: ‘Verhit het dan. Als het gaat schiften, dan is ie niet goed meer.’
A: ‘Nee. Echt niet. Over datum, is over datum. Hup, in de vuilnisbak!’
M: ‘Kijk en zo wordt er nou onnodig voedsel weggegooid. Wat een verspilling. Gelukkig hebben ze daar tegenwoordig ook een oplossing voor.’
A: ‘Oh ja?’
M: ‘Ja. Smartpackaging.’
A: ‘Smartpackaging. Klinkt slim.’
M: ‘Is het ook. Het is technologie die in de verpakking is ingebouwd en die kan testen of het voedsel dat erin zit wel of niet bedorven is.
A: ‘Wat een geweldige oplossing. Zo wordt er veel minder voedsel weg gegooid.’
M: ‘Ja, en er is zelfs al een gel uitgevonden die kan voorkomen dat voedsel bederft. Doordat die gel schadelijke bacteriën aan kan vallen.’
A: ‘Die gel houdt het bederven tegen?’
M: ‘Ja. Zoiets, denk ik.’
A: ‘Dat is interessant.’
M: ‘Niet dan? Misschien is het wel iets voor jou.’
A: ‘Voor mij? Omdat IK over datum ben? ’
M: ‘Nee, niet over datum. Maar je zit natuurlijk wel steeds dichter tegen je houdbaarheidsdatum aan.’
A: ‘Oh, leuk ben jij.’
M: ‘Niet dan?’
A: ‘Ja, heel geestig. Je bent zeker wakker geworden met je grapjas aan?’
M: ‘Hahaha, nee, mam. Je weet toch zelf wel dat je er nog super goed uit ziet voor je leeftijd. Hoe oud ben je nou? Richting zeventig. Oh nee, zestig. Wat is het nou? Hahah.’
A: ‘Nou, ik ben blij dat je lol hebt. Maar jij kan mij de kop niet gek maken, hoor. Ik vind ouder worden helemaal niet erg. Weet je wat ik pas erg vindt?’
M: ‘Nou?’
A: ‘Dat ik geen melk heb voor in de koffie.’
M: ‘Ach ouwe, dan doen we toch gewoon een espressootje? Ook gezellig.’
A: ‘Doen we dat. Gezellig.’