M: ‘Goedemorgen moeders, lekker geslapen?’
A: ‘Goedemorgen lieverd. Ja, prima. En jij?’
M: ‘Ook lekker geslapen.’
A: ‘Hoe ziet je dag eruit?’
M: ‘Ik sta al even in de keuken.’
A: ‘Dan ben je vroeg. Het is negen uur.’
M: ‘Ja, ik heb zo opnames.’
A: ‘Wat maak je?’
M: ‘Een heerlijke Thaise curry, om je vingers bij af te likken en het is ook nog een eenpansgerecht. Dat is wel wat voor jou ook.’
A: ‘Klinkt goed.’
M: ‘Er zit wortel, ui, aubergine, tomaten en kikkererwten in.’
A: ‘Oh, dat heb ik allemaal nog in huis.’
M: ‘Heb je currypasta?’
A: ‘Moet ik even kijken. Ja, currypasta ook. Maar tot wanneer is die nog goed? Oeps, 2021.’
M: ‘2021? Jeetje mam.’
A: ‘Ja, ik maak dat toch bijna nooit. Af en toe heb ik een goed voornemen en dan haal ik van alles in huis om wereldgerechten mee te maken, maar uiteindelijk eindig ik dan meestal toch met een broodje jam.’
M: ‘Dit is echt erg. Ik kook elke dag de sterren van de hemel en jij eet een broodje jam? Zeker ook nog witbrood?’
A: ‘Wat?’
M: Dat broodje jam?’
A: ‘Uuuuh…..’
M: ‘Laat zien! Trek je kast open en laat zien!’
A: ‘Hou op zeg. Ik ben geen klein kind. Ik ben nog steeds je moeder.’
M: ‘Mam!’
A: ‘Oké, op witbrood maar dat is toeval. Ze hadden geen volkoren meer bij het tankstation.’
M: ‘Tankstation? Doe je tegenwoordig je boodschappen bij het tankstation?’
A: ‘Als ik toch moet tanken, neem ik gelijk even de boodschappen mee. Hoef ik daar niet nog een keer voor naar de winkel. In mijn situatie wel zo praktisch.’
M: ‘Wat een armoede.’
A: ‘Valt erg mee. Sommige tankstations hebben een prima assortiment. Maar goed. Thaise curry en ik heb geen currypasta, wat nu?’
M: ‘Tja, zelf maken. Heb je pepers in huis?’
A: ‘Nee.’
M: ‘Ook niet ingevroren?’
A: ‘Nee.’
M: ‘Pffft! Wat heb je nog wel in huis?’
A: ‘De groenten die ik je opnoemde. En even kijken teriyakisaus… Oh nee, ook goed tot 2021 en …nee, dit is ook niet goed meer. Ik ben bang dat mijn voorraadkast aan een upgrade toe is.’
M: ‘Zo te horen wel, ja. Maar mam, even serieus, hoe heb jij het koken nou zo kunnen laten verslonzen.’
A: ‘Omdat voor je eentje koken, niet gezellig is.’
M: ‘Maar je moet toch goed eten?’
A: ‘Ja, dat doe ik ook, maar makkelijk.’
M: ‘Zoals wat dan?
A: ‘Veel salades, bonen, aardappelen, pasta’s. En zo nu en dan een broodje jam. Eigenlijk maak ik van alles, maar weinig exotisch of avontuurlijks. De tijd dat ik langer dan een half uur in de keuken sta, is al lang voorbij.’
M: ‘Maar koken is toch niet alleen eten klaar maken. Je wil toch nog wel lekker gedachteloos in een pan roeren en alles even los kunnen laten?’
A: ‘Het is heel anders als je voor anderen kookt en samen eet dan alleen achter een fornuis staan en daarna in je eentje achter een bord zitten.’
M: ‘Ik word hier een beetje verdrietig van. Waarom heb je me dit niet gezegd?’
A: ‘Hou op zeg. Ik ben geen klein kind. Ik ben nog steeds je moeder.’