M: ‘Hi mam, hoe gaat het?’
A: ‘Ik heb last van luizen.’
M: ‘Luizen? Hoe kom je daar nou aan? Gatver, ik krijg gelijk weer jeuk.’
A: ‘Geen hoofdluis. Bladluis! Op mijn begonia.’
M: ‘Op je begonia? Nou, dat is beter dan in je haar.’
A: ‘Dat zeker. Nee, die tijd hebben we gelukkig gehad. Weet je nog dat jij hoofdluis had?’
M: ‘Maar al te goed.’
A: ‘En niet één keer maar ieder jaar. Door je lange haar, pikte je ze overal op. Om gek van te worden. Kon ik weer al het beddengoed wassen, alle kussens in vuilniszakken doen. Ik krijg spontaan jeuk als ik er aan denk.’
M: ‘Ja nou, en wat denk je van dat vreselijke spul in mijn haar? En dat uitkammen? Twintig dagen achter elkaar. Een trauma op zich.’
A: ‘Dat kwam door dat bos haar van jou. Daar ging niet een maar twee flesjes van dat spul in. En dan plukje voor plukje ontluizen. Een hele klus met zoveel haar. Jij vond het super vervelend, maar ik vond het heerlijk om te doen. Het was een sport om ze allemaal te vangen. Elke keer als ik er weer een paar te pakken had, dacht ik: zo, lekker, jij kan niet meer bijten.’
M: ‘Nou, ik vond er niks lekkers aan. Ik vond het vreselijk. Weet je nog die keer, dat je overal van die beten achter je oren en in je nek had?’
A: ‘Zeker. Ik had een jeuk! En overal kleine rode bultjes. Ben ik nog voor naar de dokter geweest, maar die kon niks vinden. Thuis keek ik zelf nog eens goed in de spiegel en toen zag ik een leger volwassen luizen door mijn haar klimmen.’
M: ‘Van die keer in Turkije. Toen we samen in één bed sliepen. Maar hou er maar over op.’
A: ‘Ik heb toen alle anti-luizenmiddelen die er te koop waren, in mijn gesmeerd. En ieder dag doorgekamd. Twee maanden lang. Jij had het ook.’
M: ‘Maar minder, gek genoeg. Waarschijnlijk omdat insecten jou toch lekkerder vinden. Muggen moeten jou ook altijd hebben. Maar hou maar op, ik voel weer jeuk.’
A: ‘Ik voel me af en toe net een wandelend insectenhotel. Zit je nou te krabben?’
M: ‘Ja, ik zeg toch, hou erover op, want ik heb weer overal jeuk. Ik word daar helemaal iebel van. Door de kids heb ik al weer een generatie langer last van hoofdluis dan jij. Met alle anti-luis horror die daarbij hoort. Ik ben zo blij dat dat eindelijk voorbij is. Ik kan je niet uitleggen hoe blij.’
A: ‘Ja. Apart eigenlijk. Dat als ze ouder worden dat het stopt.’
M: ‘Statistisch zijn het vooral kinderen tussen drie en tien. Gelukkig ben ik ervan af. Ik hoef nooit meer naar de drogist te rennen voor een paar flessen anti-luizenshampoo. En ik wil er ook niet meer aan denken. Dus hou er alsjeblieft over op.’
A: ‘Goed, ik heb dus bladluis. En mieren.’
M: ‘Aha, je bent geen insectenhotel, maar je hebt een insectenhotel.’
A: ‘Daar lijkt het wel op. Maar ik denk dat die mieren de luizen opeten. Waarom marcheren ze anders helemaal naar mijn begonia?’
M: ‘Omdat ze die luizen gaan melken.’
A: ‘Grapjas. Geven luizen melk dan?’
M: ‘Nee, honingdauw. En dat vinden mieren lekker.’
A: ‘Serieus?’
M: ‘Ja, mooi, he?’
A: ‘Jawel, maar liever niet op mijn begonia. Hoe kom ik daar vanaf?’
M: ‘Even denken. Lieveheersbeestjes eten bladluis. Alleen vallen de mieren de lieveheersbeestjes lastig, omdat ze aan de bladluis komen en zo hun honingdauw in gevaar zien komen, dus….
A: ‘Ja, dus…. Nou, wat kan ik het beste doen? ………. Hallo Mil? Ben je er nog?……. Mil?
M: ‘Ja, nee, sorry mam, …ik ga je hangen…de kleine van Rianna heeft luis.’
A: ‘Ja, en?’
M: ‘Ze was hier gisteren op bezoek en ……ooh, ik heb weer jeuk. Ik ga je echt hangen… ik moet rennen naar de drogist.