M: ‘Hi Mam.’
A: ‘Hi lieverd.’
M: ‘Je gaat lekker op Insta, hè? Kun je er al een beetje mee overweg?’
A: ‘Ja, ik kreeg wel ineens een waarschuwing. Dat ik in overtreding was, ik schrok me kapot.’
M: ‘Hahaha, dat heb jij weer! In overtreding waarvan?’
A: ‘Iets over dat liedje van Sia. Ik moest die reel verwijderen of ik moest een verzoek indienen, of zoiets, in ieder geval, ik heb het, maar gelijk weer verwijderd.’
M: ‘Heb je wel de muziek gebruikt die via Insta wordt aangeleverd?’
A: ‘Nee, dat was kennelijk het probleem. Maar al doende leer ik. En ik snap nu ook dat wolkje. Wat je daarmee kunt doen.’
M: ‘Welk wolkje?’
A: ‘Dat wolkje tussen het hartje en het pijltje in.’
M: ‘Dat is geen wolkje, dat is een tekstballonnetje. Wolkje… hahaha. Hoe verzin je het? ’
A: ‘Oh nou, ik kan er in ieder geval in één keer mee op alle reacties tegelijk reageren, zag ik.’
M: ‘Ja, duuhhh! Och mama, wat ben je toch ook een babyboomer, hè? Een wolkje…haha.’
A: ‘Tekstballonnetje dan. En dat zeg jij trouwens steeds tegen mij, dat ik een babyboomer ben. Maar ik heb het even opgezocht en dat ben ik helemaal niet. Babyboomers zijn de generatie tot 1964. En ik ben van 1965. Dus ben ik generatie X, de eerste generatie die in aanraking met computers kwam. Best technisch dus. Daarom pik ik dat digitale gedoe nog redelijk snel op.’
M: ‘Mam, 1965 zit zo dicht bij 1964, dan ben je echt nog niet helemaal vrij van de invloed van de babyboomer, hoor. En dat is te merken.’
A: ‘Je bent vervelend. Je hebt zeker even niks te doen.’
M: ‘Klopt. Dus bel ik even met mijn lieve moedertje.’
A: ‘Jouw moedertje van generatie X.
M: ‘Ja, de verloren generatie.’
A: ‘Sorry! Maar daar identificeer ik me totaal niet mee. De MTV-generatie heten wij ook. Individueel en lekker rebels.’
M: ‘Dan behoor je tot de MTV-generatie en heb je een TMF-kind. Hmm. Interessante variatie. Ik zal je geen babyboomer meer noemen.’
A: ‘Dank je lieverd. Dan ga ik je nu ophangen, want je hebt vast iets beters te doen.’
M: ‘Nee, hang nou niet op. Ik heb tijd. We kunnen even lekker kletsen.’
A: ‘Nee, laat maar. Want ik hoor het al: Je bent weer in zo’n bui.’
M: ‘Haha. Bui? Wat voor bui?’
A: ‘Zo’n even-lekker-mijn-moeder-op-de-kast-jagen-bui. Ik ken je toch. Ik heb je gemaakt. En ik zeg je; Je bent weer in zo’n bui.’
M: ‘Nou zeg! Niet waar! Hoe kom je daar nou bij?’
A: ‘Ik merk het aan alles.’
M: ‘Waaraan dan?’
A: ‘Alles! De toon van je stem, je woordgebruik. Alles. Hoor maar, je lacht. Dat betekent dat ik gelijk heb.’
M: ‘Ik mag toch wel lachen. Wees blij dat ik lach.’
A: ‘Ja, je bent een mooitje. Je lacht alleen maar, omdat je weet dat ik gelijk heb. Dus ik spreek je later wel weer.’
M: ‘Nee, mama, hang nou niet op. Ik moet echt nog even wat belangrijks met je bespreken.’
A: ‘Nou vooruit, wat dan?’
M: ‘Nou, er was eens heel lang geleden een wolkje dat een tekstballonnetje wilde zijn…’
A: ‘Ja, heel leuk, dag Mil!